Van de Verenigde Staten tot Zuid-Korea, Nederlandse profvoetballers vinden we overal ter wereld. In de serie ‘het afstandsschot van..’ komt iedere aflevering een Nederlandse profvoetballer aan het woord die voetbalt in het buitenland, de een wat verder weg dan de ander. In de vierde aflevering is het afstandsschot van: Kees Luijckx, speler van de Deense club Sønderjyske.
“We wonen in een appartement, in een gezellig straatje met cafés en restaurants. En mochten we ons vervelen spreken we wat af met Mart Lieder of Rafael van der Vaart, die hier allebei in de buurt wonen”, vertelt Luijckx, wanneer hij net van het trainingsveld van zijn club Sønderjyske is afgestapt. Luiijckx lijkt op zijn plek bij de Deense ploeg die hem in 2015 oppikte, na een mislukt Hongaarse avontuur.
Alhoewel, mislukt avontuur? Het is wel hoe Luijckx zijn tijd in Griekenland noemt, overigens. Het leven bevalt hem er uitstekend, maar bij de Griekse club Niki Volos maakt de Castricummer de raarste dingen mee. “Daar kan ik een boek over schrijven, verschrikkelijk. Daar gebeurden echt de raarste dingen.” Niki Volos, inmiddels afgegleden naar het derde Griekse niveau, is ook wel even anders dan een club in Nederland. In ons land bouwt hij namelijk een aardige naam op. Luijckx wordt in 2009 kampioen met AZ, speelt jeugdinterlands en komt uit voor Excelsior, NAC en ADO Den Haag. Zijn laatste club in eigen land is Roda JC, maar dat loopt uit op een fiasco.
Met de club uit Kerkrade degradeert Luijckx uit de eredivisie, waarna hij Nederland achter zich laat. Anno 2019 is hij nog altijd niet teruggekeerd. “De mensen hier waarderen me als speler en als mens, zeker nu ik de taal aardig spreek. Ik heb de laatste jaren gemerkt dat het heel prettig is die waardering te krijgen. Met recht de mooiste periode uit mijn carrière”, vertelt Luijckx.
Zullen we het interview in het Deens doen?
“Dat wordt wel wat lastig. Sinds ik op een taalschool heb gezeten, spreek ik het inmiddels wel een beetje. M’n teamgenoten vinden het in ieder geval best goed. Het is een moeilijke taal om te leren, omdat de klanken totaal anders zijn dan je gewend bent. Laten we het maar op Nederlands houden.”
Je bent alweer een aardige tijd weg uit Nederland. Hoe denk je dat men zich jou herinnert?
“Op verschillende manieren. Ik hoop als speler die kampioen werd met AZ en speelde op de Olympische Spelen met het Nederlands team. Misschien dat ze me kennen van mijn tijd als speler bij NAC. Maar ik denk toch ook van de degradatie met Roda. Het is inmiddels al wel weer een tijdje geleden.”
Met wat voor gevoel kijk je terug op je tijd in Nederland?
“Goed. Met een landskampioenschap steekt de AZ-tijd er natuurlijk wel bovenuit. Excelsior was voor mij persoonlijk ook belangrijk, want daar heb ik me echt kunnen ontwikkelen. Ik ‘ontnam’ AZ als huurling wel de titel, maar kon dat het jaar erna gelukkig goed maken. Verder was NAC een leuke periode. Daar ben ik als mens en als speler volwassener geworden.”
Je hebt onder Louis van Gaal gespeeld. Hoe is het om onder hem te werken?
“Heel leerzaam. Ik werd door hem naar het eerste van AZ gehaald. Het was wel grappig dat ik hem laatst, bij de afscheidswedstrijd van Van der Vaart, tegen het lijf liep. Toen heb ik nog wel even tegen Van Gaal gezegd hoe bijzonder die kans was voor mij. Dat vond hij heel mooi om te horen. Ik kan zeggen dat ik sinds Van Gaal nooit meer zo’n goede trainer heb gehad.”
Eventjes terug naar een momentje uit jouw NAC-tijd. Als ik zeg 2 oktober 2010, NAC-NEC, wat zeg jij dan?
“Ja, toen moest ik naar de wc tijdens de wedstrijd. Ik was al niet lekker die dag. In de rust zat ik alleen maar op het toilet. De tweede helft trok het ook niet weg. Op een gegeven moment voelde ik hem opzetten, dus liet ik een overtreding op me maken. Toen ben ik heel snel naar binnen gerend, maar zo makkelijk gaat dat niet. Bij NAC moet je best wat trappen naar beneden. Daarna was ik bevrijd. Volgens mij wonnen we toen nog wel. Ik wilde me in ieder geval niet laten wisselen.”
“Sinds Van Gaal heb ik nooit meer zo’n goede trainer gehad”
Roda, je laatste Nederlandse club, hebben we nog niet besproken. Hoe kijk je terug op die tijd?
“Minder. Met Roda hadden we nooit mogen degraderen. Daar hadden we een veel te goede ploeg voor. Ik ben daardoor niet lekker weggegaan uit Nederland.”
Je vertrok meteen na die degradatie naar Niki Volos in Griekenland. Je zocht de rust niet echt op, hé?
“Nee, klopt, alleen heb je na zo’n matig seizoen en een degradatie ook niet zo veel clubs om uit te kiezen. De clubs staan dan niet in de rij. Ik zag het wel als een mooi avontuur, nou, dat werd het wel.”
Vertel?
“Sowieso lag trainer Wiljan Vloet er al na drie wedstrijden uit, terwijl mij was verzekerd dat hij sowieso tot de winterstop zou blijven. Sportief gezien kakte het snel in. Verder heb ik daar de gekste dingen meegemaakt. Het was soms ongelofelijk wat daar gebeurde.”
Wat dan zoal?
“De kleedkamer stond voor wedstrijden soms nog helemaal blauw, want dan was de president aan het paffen in de kleedkamer. Met die president heb ik nog wel de raarste dingen meegemaakt. Zoals een bekerwedstrijd die op het allerlaatste moment werd afgelast. We stonden al op het veld, net klaar met de warming-up, toen ons werd verteld dat we de wedstrijd niet zouden spelen.
De president weigerde de scheidsrechter te betalen om de wedstrijd te fluiten. Het bleek precies het plan van de president: wel geld incasseren van de toeschouwers, maar niet spelen. Toen ik daarna naar huis reed dacht ik wel: ongelofelijk, waar ben ik terecht gekomen?”
Hoe was dat bij je volgende club, Videoton in Hongarije?
“Daar heb ik wel een mooie tijd gehad. Videoton stond eerste in Hongarije, speelde vaak Europees voetbal en was bezig met een nieuwe stadion. Ik liep stage bij Birmingham City, maar dit leek me een mooie transfer. Uiteindelijk hield het helaas ook daar al snel weer op. De technisch directeur die mij had gehaald, lag er al snel uit. Dan weet je het eigenlijk wel. En ik ga me dan niet anders voor doen dan hoe ik ben. Wat dat betreft ben ik misschien geen echte overlever. Dan kan het zijn dat je eruit gekickt wordt.”
“Ik heb m’n zelfvertrouwen hier volledig terug gevonden”
Twee ‘mislukte’ avonturen. Wat dan?
“Ja, dan maak je je toch wel een beetje zorgen. Het was net voor de transferdeadline, heel veel keus heb je dan niet. Ik kon naar Nederland en Israël, maar was wel op zoek naar rust.”
En rust vond je bij Sonderjyske?
“Ja, in mijn eerste jaar ging het direct goed. We werden tweede en haalden Europees voetbal. Ik viel met m’n neus in de boter. Daar ben ik de club ook eeuwig dankbaar voor.”
Vier jaar zit je er nu al. Hoe kijk je terug op die jaren?
“Goed. Ik word hier gewaardeerd als speler en als mens. Dat is prettig, daar ga je beter van voetballen. M’n zelfvertrouwen heb ik hier volledig terug gevonden. Het is op voetbalgebied ook echt goed gegaan hier. De mooiste tijd uit mijn carrière.”
Uit Nederland kennen we je vooral als centrale verdediger. Wat is nu je positie?
“Ik speel vooral centraal achterin. Vanuit daar kan ik het team proberen te sturen. Inmiddels loop ik al een aardige tijd mee, dus ik probeer die kennis over te dragen op de andere jongens. In die rol voel ik me lekker, ben zelfverzekerd.”
Leeft het voetbal een beetje in Denemarken?
“Er is veel voetbal op tv, maar de stadions zitten nooit vol. Dat valt flink tegen. Bij ons ook niet, al zitten er bij wedstrijden tegen de ‘grote’ teams soms wel zes- a zevenduizend man. In de winter gaan de aantallen enorm omlaag. Natuurlijk speel je wel mooie potjes, zoals tegen Kopenhagen en Bröndby, maar het is niet te vergelijken met Nederland. Daar heerst echt een voetbalcultuur. In Nederland heb je in iedere stad wel een club, hier niet.”
Op Instagram post je regelmatig familiekiekjes. Hoe hebben jullie het daar?
“Het leven hier is heel prettig. Een tijd lang woonden we in een huis met een grote tuin, maar nu zijn we naar een appartement in Vejle verhuisd. Er is altijd wat te doen. Dat is voor mijn vrouw ook fijn. Legoland ligt in Bilund, een stad hier vlakbij. Mijn kinderen leren daar Engels op een internationale school. Dat vind ik belangrijk met het oog op de toekomst.”
Wat doe je in je vrije tijd?
“Dan spreek ik vaak met Nederlandse jongens af. Mart Lieder is een teamgenoot van me en woont in de buurt, Van der Vaart woont hier ook maar een uurtje vandaan. Dan gaan we even wat eten of wat drinken. Dat is altijd gezellig. Soms gaan we naar Rafael toe, de andere keer komt Mart naar ons toe. Ook met Indy Groothuizen (spelend bij Vejle BK, red.), die bij mij om de hoek woont, gaan we veel om. Mart, Rafael en Indy zijn stuk voor stuk leuke gasten. Het is prettig om soms lekker even in je eigen taal te kunnen praten. In Denemarken spelen best veel Nederlanders.”
In een interview met VI zei je dat je vrouw best wel terug zou willen naar Nederland. Je contract loopt aan het einde van het seizoen af. Hoe staat dat er nu voor?
“Het zou goed kunnen dat dit m’n laatste seizoen wordt. Mijn kinderen worden ouder, waardoor je steeds vaker overweegt of een terugkeer naar Nederland niet beter is. In ieder geval wil ik nog niet stoppen met voetbal. Zolang het kan, wil ik doorgaan. Een terugkeer zou voor iedereen het beste zijn, maar we zien het wel.”
Mocht er geen eredivisieclub komen, kan het dan ook zijn dat we jou volgend jaar in de Keuken Kampioen Divisie zien?
“Ik sluit het in ieder geval niet uit. Het gaat me daar ook niet echt om. Het belangrijkste voor mij is dat ik nog van waarde kan zijn voor een elftal. Niet uitbuiken en geld verdienen dus. Ik ben ambitieus. En waarom dan niet in de Keuken Kampioen Divisie?”
Je hebt geen zaakwaarnemer en doet dat allemaal zelf. Hoe lastig is het dan om een nieuwe club te vinden?
“Zonder vaste zaakwaarnemer is dat lastig, maar ik heb natuurlijk wel mensen die mij met dit soort dingen helpen. Alleen wil ik niet zomaar naar een club, er moet een idee achter zitten. Jarenlang heb ik het zelf gedaan. Dat beviel ook best goed. Ik ben de laatste jaren natuurlijk wel uit the picture geraakt, dus ze moeten wel weten wat ik hier heb gepresteerd.”
En na je carrière, zien we je dan als trainer langs de zijlijn?
“Heel veel denk ik daar nog niet over na, maar dat zou zomaar kunnen. Ik denk dat het me op het lijf geschreven is. Bezig zijn met andere spelers, andere mensen en hen beter maken, dat is het leukste dat er is. Aan de andere kant ben ik al m’n hele carrière in de weekenden weg, dus voor m’n gezin is het ook wel fijn als ik er dan vaker ben. Ook volg ik nog de studie Topsportmanagement en Ondernemerschap, dus het kan alle kanten op. In het voetbal heb ik ook wel een leuk centje verdiend, dus het is niet zo dat ik na m’n carrière in de stress zit. Eerst nog even lekker genieten van het voetbal.”